De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) staat voor een van de zwaarste beproevingen in haar naoorlogse geschiedenis. Waar de partij onder Mark Rutte jarenlang de onbetwiste machtsfactor in de Nederlandse politiek was, worstelt zij onder diens opvolger Dylan Yesilgöz met dalende peilingen, interne verdeeldheid en een steeds drukker speelveld op de rechterflank. De vraag rijst of de partij bij de komende verkiezingen van 29 oktober haar positie als traditionele bestuurderspartij kan behouden, of dat zij blijvend terrein verliest.
De erfenis van Mark Rutte is in veel opzichten dubbelzinnig.
Enerzijds bracht hij de VVD tot ongekende hoogte: meer dan tien jaar lang
leverde hij de premier, en de partij was stevig vertegenwoordigd in alle
bestuurslagen. Anderzijds was de organisatie sterk afhankelijk geworden van
zijn persoonlijke gezag en politieke vaardigheden. Toen Rutte in 2023 zijn
vertrek aankondigde, bleek dat opvolging ingewikkeld. Prominente VVD’ers als
Klaas Dijkhoff en Edith Schippers bedankten voor het leiderschap, waarna Dylan
Yesilgöz, destijds minister van Justitie en Veiligheid, de rol op zich nam.
Onder Yesilgöz koos de VVD voor een duidelijke
koerswijziging. Waar Rutte na de val van zijn eerste kabinet afstand had
genomen van de PVV, besloot zij de samenwerking opnieuw te zoeken. Dat
resulteerde in een coalitie met de PVV en de BoerBurgerBeweging. Het kabinet
dat daaruit voortkwam kende echter een moeizame start. Ministers raakten
verwikkeld in lastige dossiers, partijleiders voerden hun meningsverschillen
publiekelijk via sociale media en de rol van premier Dick Schoof werd vaak
overschaduwd door Geert Wilders, die als fractievoorzitter van de grootste
partij een belangrijke stem had in de koers van het kabinet.
De spanningen binnen de coalitie leidden tot een kwetsbare
bestuursbasis. Daarbij speelde ook mee dat het kabinet-Rutte IV eerder ten val
was gekomen over het dossier van gezinshereniging voor asielzoekers, een
kwestie waarbij Yesilgöz een bepalende rol had gespeeld. Hoewel ze hiervoor
geen directe politieke verantwoordelijkheid droeg, bleef de kwestie aan haar
leiderschap kleven en werd ze regelmatig aangesproken op wisselende standpunten
en verklaringen.
Tegelijkertijd bevindt de VVD zich in een veranderend
politiek landschap. Het aantal partijen dat zich op de rechterflank van het
spectrum profileert, is de afgelopen jaren gegroeid. Naast de PVV en BBB
presenteren ook kleinere partijen vergelijkbare standpunten over thema’s als
migratie en veiligheid. Voor kiezers lijken de verschillen soms gering,
waardoor de concurrentie om dezelfde achterban hevig is. Deze versplintering
maakt het voor de VVD moeilijk zich te onderscheiden, en heeft niet alleen bijgedragen
aan de val van het meest recente kabinet, maar ook geleid tot een felle
concurrentiestrijd waarin de partij haar dominante positie dreigt te verliezen.
De centrale vraag is of de VVD haar profiel opnieuw kan
uitvinden. Waar de partij traditioneel bekendstond om bestuurlijke degelijkheid
en economische stabiliteit, schuift zij nu meer op richting het populistische
discours dat ook door concurrenten wordt gevoerd. Voor sommige kiezers biedt
dat herkenning, voor anderen juist reden om zich af te keren.
De verkiezingen van 29 oktober zullen laten zien of de VVD haar rol als grootste en meest invloedrijke bestuurderspartij kan behouden, of dat de neerwaartse trend structureel blijkt. In dat laatste geval zou de partij een historische positie in de Nederlandse politiek verliezen en staat zij voor de uitdaging zichzelf opnieuw uit te vinden in een steeds meer versplinterd rechts landschap.